De stad Utrecht was in formele, institutionele zin betrokken bij de slavernij. De omvang van die betrokkenheid was relatief gering in vergelijking met een stad als Amsterdam, maar was groter dan het bestaande geschiedbeeld doet vermoeden.
Utrecht speelde vooral een rol via het provinciale bestuur, de Staten van Utrecht, die onder meer de oprichting van een Utrechtse Compagnie in 1721 instigeerden. Deze Utrechtse Compagnie had directe belangen in plantages en slavenhandel.
De bestuurlijke betrokkenheid uitte zich verder in de Utrechtse bewindhebbers die namens de Staten van Utrecht plaatsnamen in de kamers van de VOC en de WIC in respectievelijk Amsterdam en Maze (Rotterdam). Er bestond een grote mate van persoonlijke betrokkenheid van Utrechtse bestuurders in koloniale exploitatie. In hoge koloniale ambten was Utrecht oververtegenwoordigd, wat waarschijnlijk te verklaren is door de aanwezigheid van een universiteit en door de grote omvang van de Utrechtse adel.
Op de onderstaande kaart staan de negen locaties weergegeven die onder het thema ‘bestuurlijk Utrecht’ vallen. Op de pagina’s die onder dit menu-kopje staan geven wij in sommige gevallen toegevoegde informatie en/of afbeeldingen die wij in de pop-up op de kaart niet kwijt konden.