Jacobikerk

Beluister de route via de player, ingesproken door Denise Jannah.


De Jacobikerk aan de St. Jacobsstraat is alleen op zaterdagmiddagen geopend, maar in de zomerperiode zijn er ruimere openingstijden. De kerk behoort tot de oudste kerken van Utrecht en stamt mogelijk al uit de 10e eeuw. De huidige gotische vorm stamt uit de 13e eeuw. In haar historie is zij verschillende malen beschadigd, verbouwd en gerestaureerd. Vanouds was de Jacobikerk van ver buiten de stad zichtbaar.

  • Het wapenschild van de familie Van Weede van Dijkveld, detail van het grafschild. Foto: Anna van Kooij.
  • Op deze detailfoto van het grafbord zien we de naam en heerlijkheden van Jonkheer Van Weede van Dijkveld vermeldt. Foto: Anna van Kooij.
  • Grafbord van Jonkheer van Wede van Dijkveld. Foto: Anna van Kooij.
  • Ook op de grafsteen van Hoeuft-Deutz vinden we een moriaanshoofd, nu met een hoofddoek. Foto: Anna van Kooij.
  • Grafsteen Hoeuft-Deutz. Ook deze toont een Morenhoofd, nu met hoofddoek. In dit graf ligt Johan Gideon Loten. Foto: Anna van Kooij.
  • Grafsteen van Bruijns Rust, detailopname van het Morenhoofd. Het hoofd is afgebeeld zonder tulband. Foto: Anna van Kooij.
  • Grafsteen nr. 349 De Bruijns Rust. De steen toont net als enkele andere stenen een zgn. Morenhoofd. Foto Anna van Kooij.
  • Jacobikerk interieur 1856. Coll. Het Utrechts Archief.
  • Jacobikerk en Jacobskerkhof 1790. Coll. Het Utrechts Archief.
  • Jacobikerk 18e eeuw. Coll. Het Utrechts Archief.
  • Jacobikerk interieur 1636. Coll. Het Utrechts Archief.

De kerk is een van de bindende punten op de route, omdat een aantal personen die langs de routen woonden hier begraven zijn of een overlijdensbord hadden, zoals Admiraal Stephen van der Haghen, gouverneur Joan Gideon Loten en Jonkheer Everard van Weede van Dijkveld.

In de kerk vinden we tevens een gebruik dat teruggrijpt op de tijd van de slavernij. In de kerk is een grafzerk van Jan de Bruin uit 1620 waarop de afbeelding van het hoofd van een Afrikaan, een zogenaamd ‘morenhoofd’, is te zien. De grafsteen met nummer 349 is een ‘zerk met morenhoofd’. Het is een uitzonderlijke afbeelding, omdat het hoofd van de moor niet is omwonden met een doek – iets dat bij morenhoofden vrij gebruikelijk is.

Een ander, klein morenhoofd – nu wel met hoofddoek – is te zien in het ongedateerde familiewapen van Deutz op de grafsteen van Hoeuft-Deutz. In dit graf is Johan Gideon Loten begraven. Zijn leven wordt uitgebreider besproken bij Drift 27.

De gekroonde moor van Freisinger is een van de vele wapenfiguren, Afrikanen voorstellende, die in de periode na de kruistochten in de Europese heraldiek en kunst opduiken. De zgn. “caput Aethiopis” deed in de Duitse heraldiek zijn intrede met het in 1284 getekende wapenschild van bisschop Emicho wildgraaf van Wittelsbach.

Het morenhoofd komt sinds de dertiende eeuw voor in Europa, met name in het zuiden van Europa, waar regelmatig contact tussen Afrikanen en Europeanen voorkwam. ‘Nederlandse’ Afrikanen waren bijna altijd in dienst van de West-Indische Compagnie. Zij dienden als zeelui en soldaten of waren tot slaaf gemaakt. Zodra de tot slaaf gemaakten voet op Nederlandse bodem zetten waren ze volgens het Hollands recht op dat moment vrij man of vrouw. Het kwam voor dat zij in dienst bleven bij hun voormalige eigenaren, maar het gebeurde ook dat zij met Europeanen trouwden, zoals bij voorbeeld het geval is met Eduard van Akaboa elders op de route.

We zien het morenhoofd niet alleen terug op grafzerken, maar ook op familiewapens, onder andere bij Willem van Loon, een van de oprichters van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Morenhoofden zijn ook op andere manieren in onze samenleving aanwezig. Zo kom je op het Zeeuwse eiland Schouwen-Duiveland een buurtschap met de naam Moriaanshoofd tegen. Ook langs deze route keert de verwijzing naar ‘Morianen’ meerdere malen terug.