Utrecht was lang een religieus centrum voor zowel katholieken als protestanten in de Noordelijke Nederlanden. Dat de kerk als instituut verbonden was met het koloniale systeem, krijgt meer aandacht.
Daarbij hoort het besef dat het christendom een rol speelde in de ontwikkeling van het idee van Europese christelijke superioriteit, waaruit raciale categorieën voortkwamen. Utrecht was ook de standplaats van diverse interessante abolitionisten, mensen die zich openlijk en publiekelijk uitspraken tegen slavernij. Vaak gebruikten zij daarbij Christelijke waarden.
Voorbeelden zijn Petronella Moens, die sprak over afschaffing voordat dat in Nederland heel bekend was, en de abolitionisten Nicolaas Beets, Julien Wolbers en Jan Ackersdijck. Deze Ackersdijck gebruikte juist geen Christelijke argumenten. Het blijkt dat abolitionisten botsende argumenten gebruikten om de afschaffing van slavernij te bepleiten.